VOORMALIGE PASTORIE AAN DE HOOSEMANSSTRAAT
De dorpskom van Lage Mierde bestaat in onze tijd uit een plein waarop een aantal straten uitkomen. In vroeger tijden waren 2 daarvan, de Ganzenpoen en de Hoosemansstraat onderdeel van het dorpsplein. Aan dat voormalige plein staat een bijzonder gebouw, een van de oudste, mogelijk zelfs het oudste, van Lage Mierde. Het dateert uit de 17e eeuw, maar er zijn aanwijzingen dat het nog ouder is.
Na de Vrede van Munster in 1648 wordt door de Staten Generaal het katholieke geloof verboden. Pastoors moeten hun pastorieën verlaten en schoolmeesters van katholieke huize worden vervangen door protestanten.
Het pand wordt voor het eerst in de archieven genoemd in verband met een protestantse schoolmeester, Eduard de Ladale. Hij wordt in de tweede helft van de 17e eeuw als eigenaar genoemd. Een aanwijzing dat het gebouw al eerder als schoolhuis in gebruik is geweest, want in het algemeen worden er geen nieuwe scholen gebouwd, enkel de bestaande scholen overgenomen.
De dochter van Eduard, Cornelia de Ladale erft het pand van haar vader. Zij is getrouwd met Wouter Rombouts, eveneens schoolmeester van beroep.
In 1744 verkopen zij het pand aan Marten van Helmont en Elisabeth Wijants, beiden katholiek. Het echtpaar stelt gebouw ter beschikking van de katholieken en het wordt omgevormd tot pastorie en schuurkerk.
Door de kerksluitingen in 1648 en later hebben de katholieken de Lagemierdse kerk af moeten staan aan de protestanten. Zij maakten de kerk tot gebedshuis voor de protestantse gemeenschap in Hooge en Lage Mierde en Hulsel. Deze heeft uit nooit meer dan enkele tientallen lidmaten bestaan. Een grote kerk voor een zeer kleine geloofsgemeenschap. De katholieken zijn gedwongen elders, in het huidige België naar de kerk te aan. Net over de grens worden overal provisorische, meestal houten gebouwtjes neergezet, schuilkerken of heikerkjes genaamd, die dienst doen als gebedshuis. Bekend is, dat Hooge Mierde al in 1659 een dergelijk kerkje bezit op Arendonks grondgebied. Mogelijk hebben de katholieken van Lage Mierde hier eveneens gebruik van gemaakt.
De pastorie van Lage Mierde staat aan de huidige Vestweg, inmiddels bewoond door de dominee.
Met de schenking van het echtpaar van Helmont-Wijnants kunnen de katholieken weer in de eigen parochie een kerk en pastorie realiseren. Het gebouw blijft als zodanig tot 1803 in gebruik, in dat jaar krijgen de katholieken hun oude kerk weer terug. De schuurkerk wordt verlaten, maar het andere deel van het pand blijft tot 1860 als pastorie in gebruik.
In de loop der jaren is het gebouw uitgebreid met een stal, haaks op de pastorie-schuurkerk.
Vanaf 1860 neemt de pastoor zijn intrek in de voormalige domineeswoning aan Vestweg. De gemeente wordt eigenaar van de voormalige pastorie annex schuurkerk.
De abdij van Postel bezit tot 1835 het benoemingsrecht van de pastoors in Lage Miede. Enige jaren daarvoor, in 1830, breekt de Belgische Opstand uit. Pastoor Dockx vertrouwt de zaak niet en besluit om alle kostbaarheden die zich in de loop der tijden op de pastorie verzameld hebben, in veiligheid te brengen. Hij begraaft 3 potten met zilverwerk, 1 met zilverstukken en een met goud. Kort voor zijn dood licht hij deken Beugels uit Helmond in over de plaats van de begraven potten. Nadat de rust is teruggekeerd, graaft men de 4 potten met zilveren voorwerpen weer op. De pot met goud wordt niet teruggevonden. De verloren pot met goud wordt een legende.
De tijd staat niet stil. De gemeente neemt de leegstaande pastorie en schuurkerk in gebruik als school en brandspuithuisje (later brandweerkazerne). Toto 1883 blijft de situatie ongewijzigd.
De gemeente heeft een nieuwe school laten bouwen door aannemer Vermeulen uit Reusel. Daarbij is het noodzakelijk om de stal van de pastorie te laten slopen. Tijdens de graafwerkzaamheden stuit Jan Driessen uit Lage Mierde op een tinnen kan. Bij nader onderzoek blijkt het de verloren “pot met goud” van pastoor Dockx te zijn. Het is wel wat ironisch dat Jan Driessen, ooit mislukt als goudzoeker in Californië, juist in zijn geboortedorp succesvol is.
De schat bevat 862 munten uit de periode 1616-1786 en een borstkruis. De gouden ring van Abt Staessen van Postel laat over de afkomst geen twijfel bestaan. Na enig juridsch touwtrekken krijgt Postel de voorwerpen terug en worden de munten verdeeld. De helft voor de gemeente en de andere helft voor de vinder.
Vanaf het einde van de 19e eeuw is het deel dat in gebruik is geweest als pastorie, tot woonhuis ongevormd. De voormalige schuurkerk heeft tot het einde van de 20e eeuw als brandweerkazerne dienst gedaan.
Hi Jan,
Dank voor je reactie en welkom in de buurt! Inmiddels hebben we je via email de informatie verstuurd.