PAROCHIEKERK LAGE MIERDE
In de twaalfde eeuw moet er in Mierde al een kerk hebben gestaan. dat blijkt uit een akte van het jaar 1201, waarin Radulphus, aartsdiaken van de kerk van de H. Lambertus te Luik, het patronaats-o of benoemingsrecht van de pastoor van de kerk van Mierde schenkt aan de Norbertijner Abdij van Floreffe. Waar in Mierde het kerkgebouwtje heeft gestaan en hoe het eruit zag is onbekend. Het kan zowel in Hooge- als in Lage Mierde hebben gestaan.
Een groot deel van de huidige St. Stephanus, de toren, het schip en de zijbeuken, dateren uit de vijftiende eeuw. De dwarsbeuk, het priesterkoor en de bijgebouwen zijn uit de twintigste eeuw. Uitgezonderd de periode tussen 1648 en 1803 is het Lagemierdse kerkgebouw altijd in gebruik geweest voor de katholieke eredienst. Tussen 1648 en 1803 gebruikte de plaatselijke protestantse gemeenschap het gebouw (althans een deel ervan) voor de geloofsbijeenkomsten. De katholieke gelovigen van Lage Mierden kerkten vanaf ongeveer 1672 toto 1803 in de plaatselijke “schuur-of schuilkerk”, gevestigd in het nog bestaande pand Hoosemansstraat 4-6.
In de periode 1648-1672 is het onbekend waar de parochianen naar de kerk gingen, maar zeer waarschijnlijk was dit in een “hei- of grenskerk” vlak over de tegenwoordige grens met België.
Tot 1835 zijn de pastoors van de parochie van Lage Mierde altijd Norbertijnen geweest van de abdijen van Floreffe en Postel. Na 1835 werden de pastoors benoemd door het bisdom van ’s Hertogenbosch.
De toren van de kerk dateert uit de eerste helft van de vijftiende eeuw. Oorspronkelijk stond er een kleinere kerk, een éénbeukig gebouwtje waarvan alleen de westgevel bewaard gebleven. In 1484 werd het vervangen door een grotere kerk, waarvan thans het schip en de zijbeuken nog bestaan.
De toren is een streekeigen vorm van gotiek opgetrokken, de zogenaamde Kempische Gotiek. Hij is 42 meter hoog en bestaat uit drie geledingen. Aan de noordoostzijde is hij over bijna de hele hoogte voorzien van een traptoren.
Op foto’s uit het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw is te zien dat de toren voorzien was van een pyramide-vormige kap, al getekend door Hendrik Verhees in 1788. In 1909 werd dit “kapje” vervangen door een naaldvormige spits van 18 meter hoog, bekroond door een open “lantaarn” en daarboven een ui-vormige bol. Vanwege voortdurende lekkages besloot men de elementen te verwijderen in 1936. In dat jaar kreeg de torenspits zijn huidige vorm. De laatste grote restauratie vond plaats in 1984-1985.
De oude klokken, de oudste dateerde uit 1519 en was gegoten door Willem en Jasper Moer, werden door de Duitse bezetter gevorderd in 1943. De overige twee dateerden uit 1754 en 1756 en werden gegoten door Lexius Petit te Aarle-Rixtel. Na de oorlog in 1949 werden er drie nieuwe klokken gegoten door Gebr. van Bergen uit Heiligerlee in Groningen. Zij dragen de naam Maria, Jozef en Stephanus.
In 1910 werd een nieuw uurwerk aangebracht ter vervanging van die ene wijzerplaat aan de noordzijde, welke al door Hendrik Verhees in 1788 afgebeeld werd. Inmiddels is alles vervangen door een electronisch uurwerk. Het exemplaar uit 1910 wordt op zolder bewaard.
Het kerkgebouw kreeg zijn huidige aanzicht in 1912. In dat jaar werd het aanzienlijk vergroot. Het 15e-eeuwse priesterkoor moest daarvoor worden gesloopt. Aan de oostzijde van het oude deel verrezen een nieuwe dwarsbeuk en een nieuw priesterkoor met twee zijkappellen. Ook de sacristie en de hulpsacristie werden toen aangebouwd, alles onder leiding van Jac van Gils uit Rotterdam.
De hulpsacristie deed dienst als kapel voor de zusters van Liefde van het voormalige klooster te Lage Mierde van 1912-1961. Gescheiden van de “gewone” gelovigen konden zij de mis bijwonen. In hun eigen kapel werd slechts op zondag de H. Mis opgedragen.
Oorspronkelijk had het 15e eeuwse kerkgebouw een houten tongewelf. In 1824 werd onder dit tongewelf een stucgewelf aangebracht, dat zo laag hing, dat de bovenraampjes in het schip aan het oog onttrokken werden. Toen in 1869 het lage 15e eeuwse koor met “4 ellen” werd verhoogd, waarbij schip en koor onder één doorlopend dak kwamen, is dit gewelf vervangen door het huidige neogotische stucgewelf in schip en zijbeuken. Het oorspronkelijke tongewelf is toen voor een zeer groot deel gesloopt. De dwarsbeuk en het huidige priesterkoor heben een gemetseld gewelf.
De drie gebrandschilderde ramen in de afsluiting van het priesterkoor kwamen in 1869 in de kerk terecht. Zij zijn vervaardigd door glazenier Oilman uit het plaatsje Lieniet bij Keulen. Het linker raam stelt de towspraak van St. Stephanus tot de Joodse Raad voor; het middenraam de steniging van St. Stephanus en het rechter raam stelt het graf van St. Stephanus voor.
De twee andere ramen in het priesterkoor dateren mogelijk van 1912, toen het nieuwe priesterkoor werd gebouwd, maar mogelijk zijn zij al in 1906 in de kerk terecht gekomen. Toen werden namelijk twee nieuwe ramen voor het oude priesterkoor aangeschaft. Zij werden geleverd door Pierre Schmidt te ’s Hertogenbosch.