DE VERDWENEN PASTORIE EN ABDIJHOEVE AAN DE POPPELSEDIJK

Een ongebruikelijke plaats voor een pastorie. De huidige Poppelsedijk ligt ver van de dorpskern en de kerk. Een veel gestelde vraag is dan ook, waarom de pastorie zover van de kerk gelegen is. Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Daarvoor moeten we ver terug in de tijd; een tijd waarin van een pastorie nog geen sprake is.

Kuilenrode, Culensrode, Culitsrode, allemaal benamingen voor wat nu een gehucht bij Hooge Mierde is. Haar naam ontleent zij aan een Middeleeuwse hoeve die op deze plaats eens heeft gestaan.

Het Oorkondenboek van Noord-Brabant bevat een akte uit het jaar 1200 waarin een  hooggeplaatste man, genaamd Diederik van Hilvarenbeek, een hoeve bezit onder Mierde die hij schenkt aan de Abdij van Averbode. Op deze hoeve rust een cijns, die wordt geheven door een adelijk man, genaamd Diederik van Altena. Ook deze man doet afstand van zijn recht ten gunste van de Abdij. Dit zijn de eerste vermeldingen van een hoeve onder Kuilenrode.

De hoeve wordt in de loop der eeuwen verder uitgebreid en ontwikkeld. Bekend is dat in 1598 een grote schuur bijgebouwd wordt. Tussen 1611 en 1621 inventariseert de Abdij haar goederen onder Hooge Mierde. Daaruit blijkt, dat bij de hoeve ten minste 15 percelen grond behoren. De hoeve wordt niet door de paters van Averbode bewerkt, maar zij wordt verpacht. Er is in deze periode verder weinig bekend over het leven op en het aanzien van de hoeve. 

Omstreeks 1650 geeft de Abdij een kaartenboek uit waarin al haar bezittingen uitgebreid staan ingetekend. Ook de hoeve van Culitsrode in Hooge Mierde. Het grondbezit is dan uitgebreid tot ruim 30 percelen en men is in het bezit van twee visvijvers aan de huidige Twisseltsebaan ter hoogte van  natuurbad de Spartelvijver. In deze vijvers worden karpers gekweekt, waarvan de jaarlijkse opbrengst, 400 exemplaren, aan de abdij geleverd moet worden.

De Vrede van Munster betekent dat er een woelige tijd aanbreekt. De Abdij heeft moeite haar bezit in de Zuidelijke Nederlanden veilig te stellen. Met  deze vrede beginnen ook de problemen voor de pastoor. De pastorie in de Stad wordt door de Staten Generaal in beslag genomen en de pastoors moeten hun toevlucht zoeken over de grens, in Arendonk. Hooge Mierde heeft geen pastorie meer.

Hoe lang deze situatie geduurd heeft is onduidelijk, maar in de eerste helft van de 18e eeuw ontstaat een wat milder politiek klimaat ten opzichte van het katholieke geloof.

Omstreeks 1725 horen we weer wat meer over de pastoors. Roemrucht is pastoor Cools, die grote onenigheid kreeg met een vooraanstaande plaatselijke familie en zelfs een vrouw uit die familie de communie weigerde.

Enige jaren later krijgt de katholieke gemeenschap toestemming om een schuurkerk in de parochie in te richten. De tolerantie tegenover de katholieke priesters zal daardoor ook groter geworden zijn. Dat maakt het aannemelijk dat er in de eigen parochie ook weer gezocht wordt naar woonruimte voor de pastoor.

De abdij van Averbode heeft nog steeds officieel het benoemingsrecht  (patronaatsrecht) over de pastoors van Hooge Mierde.

De hoeve in Kuilenrode is eveneens in haar bezit gebleven; zij is vergroot en zelfs opgedeeld in een grote en een kleine hoeve. Daarnaast is het complex uitgebreid met een nieuwe hoeve, zodat het in totaal uit drie boerderijen bestaat. Ondanks de tegenwerkingen vanuit de Noordelijke Nederlanden is groei en ontwikkeling mogelijk geweest.

Met zulke uitgebreide bezittingen in de eigen parochie is het duidelijk waar de pastoor zijn woning zal krijgen. Uit het complex wordt een gebouw onttrokken en ingericht als pastorie. Economische overwegingen zullen hier zeker een rol gespeeld hebben, immers men hoeft geen kosten te maken voor een nieuw pand, enkel wat aanpassingen in een bestaand pand zijn nodig. Er wordt geen rekening gehouden met de relatief grote afstand van de pastorie tot de kerk.

Een bewijs voor het bestaan van deze pastorie in het eerste kwart van de 18e eeuw komt uit de archieven van de Abdij zelf. Daarin staat vermeld dat eerder genoemde pastoor Cools in 1729 wordt gedwongen de pastorie te verlaten.

Het gebouw blijft dienst doen als pastorie tot omstreeks 1860. Pastoor van Duynhoven is de laatste priester die het pand bewoond. Zijn gezondheid laat te wensen over en hij dringt er al enige jaren op aan om een nieuwe pastorie nabij de kerk te bouwen. In het begin van zestiger jaren van 19e eeuw gaat zijn wens in vervulling. De oude pastorie in Kuilenrode wordt verlaten, maar niet buiten gebruik gesteld. Het pand krijgt een bestemming als woonhuis en wordt verhuurd tot omstreeks 1885. Dan valt het ten prooi aan de slopershamer.

Inmiddels is het hoevecomplex van Averbode verkocht en in particuliere handen gekomen. De oorspronkelijke hoeve aan de huidige Poppelsedijk blijft tot het einde van de jaren vijftig van de 20e eeuw in gebruik. Ook zij wordt dan gesloopt. Met het verdwijnen van deze twee gebouwen is een einde gekomen aan 800 jaar historie.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *