DE VERDWENEN PASTORIE AAN DE STAD (OP LUTTELTURNHOUT)

De titel is voor de lezers misschien wat vreemd, maar toch is dit de volledige naam van wat nu een straat genaamd “de Stad”  in Hooge Mierde is. Het voorvoegsel Luttel betekent klein. Mogelijk wordt hiermee een deel van de stad Turnhout in België bedoeld. Daarover is nog geen zekerheid.

Nog vreemder zal het voor zowel de lezers als de bewoners van het dorp zijn om kennis te maken met een vergeten pastorie aan diezelfde Stad. Het bestaan daarvan is uit het collectieve geheugen verdwenen. Voor zover bekent is zij de eerste pastorie van de nieuwe parochie Hooge Mierde na de parochiescheiding van Lage Mierde in 1520. Tot die tijd benoemen de Abdij van Floreffe en de Abdij van Averbode om en om de pastoor voor de parochie Hooge en Lage Mierde. Deze constructie heeft voor veel problemen gezorgd en decennia lang heeft men naar een oplossing gezocht. Uiteindelijk besluit men om de parochie op te splitsen, Lage Mierde zal voortaan bediend worden door Floreffe en Hooge Mierde door Averbode.

De sporen van de “vergeten” pastorie gaan verder terug dan het jaar 1520.  Uit een verkoopakte is bekend dat er omstreeks 1450 al een woonhuis staat.  Het pand wisselt enkele keren van eigenaar totdat in januari 1523 pastoor Allaerts het pand koopt van de familie Snijders. We weten dit zeker omdat zowel het archief van de Abdij van Averbode als het Rechterlijk Archief van Hooge en Lage Mierde en Hulsel documenten bevatten over deze aankoop.

In de loop der jaren wordt het pand uitgebouwd tot een volwaardige pastorie.

Pastoor Philip Nevius maakt in het jaar 1621 een inventaris op van de goederen die bij de pastorie horen. Behalve een aantal percelen grond beschrijft hij ook de gebouwen die samen de pastorie vormen. Het geheel bestaat dan uit een woonhuis, schuur, bakhuis en turfschob.

De gronden worden niet door de pastoor zelf bewerkt, maar het overgrote deel wordt verpacht. De opbrengst voorziet in het levensonderhoud van de pastoriebewoners.

Met de vrede van Munster in 1648 ontkomt ook de Hoogemierdse pastorie niet aan confiscatie. De memoriale extracten uit de archieven van Averbode beschrijven deze overname :

“Anno 1524 was het Pastoorshuys gebouwen geweest; maar daernaer is den pand met het huijs verkocht door de Geusen en Jan Wittens heeft hetselve ingekocht omtrent 1678.”

Deze mededeling is nader onderzocht. Met de Geusen wordt de protestantse overheerser bedoeld. Al snel na de machtsovername door de Staten Generaal blijkt dat de pastorie een andere bewoner heeft. Het is Otto Jansen van Vale, aangesteld door de Staten als vorster in Hooge Mierde. De Rechterlijke Archieven van Hooge en Lage Mierde en Hulsel bevestigen dit. Hoewel hij van protestantse huize is, krijgt men de indruk dat hij goed samenwerkt met de katholieke inwoners. Hij komt regelmatig voor in schepenakten en wordt meer dan eens gemachtigd om zaken te regelen voor de inwoners van de Mierden.

De inval van de Fransen in 1672 betekent een verminderde greep van de Staten  Generaal op de Zuidelijke Nederlanden. Hooge Mierde ontkomt niet aan de gevechten tussen de Staten en de Fransen. Vooral de oude dorpskern ter hoogte van wat nu de Hoogstraat en de Luther is, wordt zwaar beschadigd. Enkele panden gaan in vlammen op. Er vallen zelfs doden. Het zwaarst getroffen wordt de familie Jan Wittens. Zij bezitten een herberg en brouwerij, een van de grootste en beste panden van het dorp. Het hele complex brandt tot de grond toe af. Jan en zijn gezin met 8 kinderen zijn dakloos. Zij vinden een tijdelijk onderkomen maar na enige jaren wordt besloten een ander huis te kopen. Inmiddels is vorster Otto Janse op leeftijd en vertrekt naar Hasselt. Zijn zoon biedt het huis aan de Stad te koop aan en Jan Wittens besluit het te kopen.

Jan Wittens overlijdt omstreeks 1705. Er wordt een erfdeling opgemaakt, die maar ten dele bewaard gebleven is. Zeker is dat een van de 7 dochters van Jan het pand in haar bezit heeft gekregen. Haar nazaten bewonen het pand nog in het jaar 1755, blijkens een notitie in het verpondingsregister van dat jaar.

Ruim 20 jaar later wordt er opnieuw een inventaris van hetzelfde register gemaakt. De gronden eertijds behorende bij het pand zijn nog steeds in het bezit van de familie, maar van het woonhuis zelf is geen sprake meer. Omstreeks 1777 is het huis gesloopt. Dat is waarschijnlijk de oorzaak dat het bestaan van een pastorie aan de Stad in de vergetelheid is geraakt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *